Kies de juiste ledlamp

Wie in de winkel voor de rekken met ledlampen staat, voelt zich soms een beetje verloren… Welke ledlamp kiezen? De informatie op de doosjes kan je helpen bij je keuze. Op voorwaarde uiteraard dat je erin slaagt de info te ontcijferen. Maar ook andere criteria spelen mee.

Bij een gloeilamp werd het vermogen uitgedrukt in watt, bij ledlampen gaat het om lumen (lm). Op de verpakking staat meestal een omrekeningstabel. Hou ook rekening met de grootte van de te verlichten ruimte.

Gebruik als leidraad deze tabel: ga uit van het wattage van je oude gloeilamp en kijk hoeveel lumen je ledlamp moet uitstralen voor hetzelfde verlichtingseffect:

Als je bij je aankoop geen omrekeningstabel bij de hand hebt, gebruikt je de vuistregel dat 1 watt overeenstemt met ongeveer 10 lumen. Je moet dus alleen maar het aantal watt van je klassieke gloeilamp met 10 vermenigvuldigen om het aantal lumen te kennen. Gebruikte je vroeger bijvoorbeeld een klassieke 60 W-lamp, dan moet je nieuwe ledlamp minstens 600 lm produceren voor dezelfde lichtsterkte.

Als je dimmers toepast om de lichtsterkte van de lampen in een kamer te variëren, moet je nagaan of de ledlamp in kwestie daarvoor geschikt is. Anders gaat de lamp minder lang mee of brandt ze gewoonweg niet. Op de verpakking moet ook staan hoeveel keer je de lamp in kwestie kunt inschakelen (ideaal minstens 10 000 keer) en eventueel wat de levensduur ervan is (minstens 20 000 branduren). Ledlampen gaan gemiddeld 7,5 keer langer mee dan halogeenlampen.

Ledlampen beginnen normaal meteen op volle sterkte te branden. Bovendien hebben ledlampen geen last van herhaaldelijk aan- en uitschakelen, terwijl spaarlampen daar wel gevoelig aan zijn.

Hoe kleiner die waarde, hoe meer het om een gerichte lichtbundel gaat, zoals bij spots. De verlichtingshoek van klassieke ledlampen ligt tussen 120 en 180°C.

Dit geeft je een idee van de capaciteit van een lichtbron om de verschillende kleuren van het daglichtspectrum ongewijzigd weer te geven. Ze wordt in graden Kelvin uitgedrukt en ze varieert van “warm wit” (geelachtig schijnsel, zoals bij halogeenlampen) tot “koud wit” (zuiver wit, zelfs blauwachtig, onaangenaam in woonvertrekken), met tussenin meer neutraal “daglicht”. De vuistregel luidt: hoe hoger het Kelvingetal, hoe witter het licht.

Warm wit (2 200°K tot 3 200°K): sluit zo goed mogelijk aan bij de traditionele verlichting, dus de kleur van je spaarlampen of halogeenspots. De fabrikanten beheersen deze kleur niet altijd goed, want ze vermindert de lichtsterkte. Aan de ledlamp worden immers stoffen toegevoegd die ze minder doorschijnend maken om deze kleur te verkrijgen.

Licht warm wit (3 500°K tot 4 500°K): ideaal als je het wat gelige schijnsel van warm wit van traditionele gloeilampen wilt vermijden en toch geen fan bent van zuiver wit.

Daglichtkleur (5 000°K tot 6 000°K): deze kleur sluit het beste aan bij helder daglicht en geeft de meest natuurlijke kleuren aan verlichte voorwerpen.

Koud wit (6 500°K tot 8 000°K): bij deze kleurtemperatuur zit er een blauwe zweem in wit licht. Sommige voorwerpen zien er in dit licht beter uit en er ontstaat een soort “high tech”-sfeertje, maar in woonvertrekken is deze kleur onaangenaam.

Zeer koud wit (8 000°K tot 20 000°K): de blauwe component is bij deze kleurtemperatuur zeer goed merkbaar. Perfect voor buiten of om een aquarium te verlichten, maar ongeschikt voor huishoudelijk gebruik.

Lees voor meer informatie ook ons artikel “Welke ledlamp in welke kamer?”.

Net zoals bij elektrische huishoudtoestellen duidt het label aan hoe zuinig en milieuvriendelijk de lamp is op een schaal van A tot G, waarbij een lamp met A-waarde het minste stroom verbruikt en dus het milieuvriendelijkste in het gebruik is.

En ten slotte weet dat er tegenwoordig ook slimme ledlampen en design ledlampen zijn.

Materiaal nodig voor je klusje?

ENGIE klanten krijgen 15% korting bij GAMMA

Geniet van de deal